Voor Alma waren de vertakkingen van het toeval een geschenk. Ze accepteerde geen enkele beperking van haar bewegingsvrijheid en nog minder het idee dat hetgeen zich tussen ons afspeelde, wat dat ook mocht zijn, haar ervan zou weerhouden haar impulsen te volgen. Datgene wat wij waren wanneer we bij elkaar waren mocht niet benoemd worden, en daarom wist ik ook niet zeker of het überhaupt bestond wanneer we niet bij elkaar waren. Bij elke ontmoeting begon het van voren af aan.
(Indian summer, Jens Christian Grondahl)