Hier lig ik, naast ons in het grote bed,
jij ademt luid, ik kijk naar je,
bedekt door dekens en het dagelijks
dons. De stoppels van het leven
prikken er nog steeds doorheen.
.
Geheimen in de schemer
die ik ken. En daar ligt zij, nog
onbemind en naakt en kaal,
de waarheid. Die van ons.
.
Ik bouw er wel een fort omheen, iets fris
voor als het ooit gaat slapen. Er was eens
wat er ooit zou zijn. ‘Nee, niets’.
We hebben geen verhaal.